Een tien voor rekenen, maar niks geleerd

Kunnen kinderen goed scoren op toetsen, maar toch niks geleerd hebben?

Ja! De prestaties van een kind zijn namelijk altijd de uitkomst of het gevolg van het proces. Je kunt prestaties van een kind niet juist interpreteren, als je niet weet of hij/zij betrokken was tijdens het leren. Met Looqin vergelijken we daarom altijd de sociaal-emotionele ontwikkeling met de cognitieve ontwikkeling. Lees hier het hele artikel.

Een tien voor rekenen, maar niks geleerd. Een ervaringsgerichte handreiking voor het monitoren van de zachte waarden.

– Door Joyce van den Boogaard en Barbara van der Linden.

‘Als het welbevinden of de betrokkenheid van een kind laag is, en de prestaties hoog zijn, dan zou ik mij grote zorgen maken. Want dat betekent dat naar de schoolmaatstaven kinderen misschien wel goed scoren, maar dat ze niet in ontwikkeling zijn. Of niet gelukkig. Of allebei.’ Dat zei Marcel van Herpen, EGO-man van het eerste uur, en hij kan het weten. Goed onderwijs begint bij kinderen, die het goed maken en betrokken zijn bij elkaar en bij hun werk. In dit artikel komt aan de orde hoe je die ‘zachte’ waarden in het onderwijs in beeld kunt brengen.

Er wordt tegenwoordig ontzettend veel gesproken over de toekomst van ons onderwijs. Hoe gaat het eruit zien? Wat moeten we kinderen leren? Welke 21-eeuwse vaardigheden zijn van belang? Hoe kan het taal- en rekenniveau omhoog? Op welke manier kunnen we efficiënt groepsplannen maken? De onderwerpen zijn eindeloos en leiden vaak tot één doel: de prestaties van het onderwijs verhogen. Maar hebben we ook wel een even stil gestaan bij het feit dat Nederlandse kinderen de gelukkigste kinderen ter wereld zijn? Laten we dat in de toekomst niet uit het oog verliezen. Kinderen die lekker in hun vel zitten, optimaal genieten en hoog betrokken zijn. Het is iets waar minder vaak over gesproken wordt, maar juist het hart zou moeten vormen van goed onderwijs. Het moet de pedagogische grondhouding van leraren zijn om elke dag een klimaat te  creëren waar kinderen zich goed voelen en uitgedaagd worden. We zien echter vaak dat deze grondhouding plaats moet maken voor opbrengstgericht werken. Zouden we onszelf niet wat minder vaak de vraag moeten stellen of kinderen werken in de les, maar ons vooral afvragen of de les werkt voor deze kinderen?

‘Opbrengstgericht onderwijs. Daar is natuurlijk niets mis mee, maar wij merken wel de groeiende onvrede over deze trend in het onderwijs. Doordat de focus vaak uitsluitend komt te liggen op de cijfers en de prestaties, komen andere aspecten in het gedrang zoals welbevinden en betrokkenheid. Pas als een kind lekker in zijn vel zit, zich veilig voelt, betrokken is en zich competent voelt… dan pas is het fundament gelegd voor ‘groeien’, ‘leren’, ‘mens worden’ en ‘optimale ontwikkeling’ in relatie met anderen. Dat weet en voelt elke professionele leraar. Het procesgerichte kindvolgsysteem Looqin PO helpt ons bij dit proces.’ – Pieter Wijnen, leerkracht Mariaschool Someren.

 

Het proces centraal

Wij werken veel vanuit het Ervaringsgericht Onderwijs (EGO), een concept dat nauw aansluit bij het Jenaplan onderwijs. EGO scholen werken procesgericht. Dat betekent dat zij in eerste instantie naar de kinderen kijken, en pas op de tweede plaats naar het curriculum. Nooit andersom omdat zij weten dat het curriculum pas werkt als het kind gemotiveerd is, betrokken is bij zijn werk, fijne vriendjes heeft in de klas en lekker uitgerust is. Maar voor het EGO zijn opbrengstgericht werken en procesgericht werken (focus op welbevinden en betrokkenheid) geen gescheiden of afzonderlijke interpretatierichtingen van onderwijs. De prestaties van een kind zijn namelijk altijd de uitkomst of het gevolg van het proces. Je kunt de prestaties van een kind niet juist interpreteren als je niet weet of hij/zij betrokken was tijdens het leren. Een kind kan heel hoog scoren voor een bepaald vakgebied, maar daarbij weinig hebben geleerd. Een kind met een lage score, kan echter veel hebben geleerd. Neem je de observaties van het proces mee (welbevinden en betrokkenheid), dan krijgt de hoge/lage score mogelijk een hele andere betekenis.

 

Welbevinden en betrokkenheid

Scholen die volgens de principes van het EGO werken richten zich voornamelijk op het proces en stellen zichzelf dagelijks vragen zoals: Hoe gaat het met dit kind? Zit hij lekker in zijn vel? Hoe reageert het kind op de leeromgeving? Je concentreert je binnen dat proces op de essentiele randvoorwaarden die nodig zijn om kinderen te laten ontwikkelen. 

De eerste randvoorwaarde gaat over het welbevinden van een kind. Kinderen die een hoog welbevinden hebben, voelen zich ‘als een vis in het water’. Ze beleven plezier, zijn ontspannen en maken een zelfverzekerde indruk. Daarnaast stellen deze kinderen zich open op en durven zichzelf te zijn. Welbevinden is een signaal dat kinderen het op emotioneel vlak god maken (Laevers, 2014)

Onderwijskwaliteit in bredere zin zichtbaar maken, is kijken naar het totale kind.

Betrokkenheid is de tweede randvoorwaarde om goed te kunnen leren en je te ontwikkelen. Kinderen met een hoge betrokkenheid herkennen we aan hun hoge concentratie en tijdvergeten bezig zijn. Ze zijn erg aanspreekbaar voor wat de omgeving te bieden heeft. Daarnaast zijn ze intrinsiek gemotiveerd om aan de slag te gaan en te blijven. Hun handelingen, mimiek en houding verraden een intense mentale activiteit. Een hoge betrokkenheid komt alleen voor in het gebied tussen ‘al kunnen’ en ‘nog niet kunnen’. Precies daar, tussen ‘saai’ en ’te hoog gegrepen’, ligt de passende uitdaging voor ieder kind (Laevers, 2014). 

Een valkuil tijdens het observeren van welbevinden en betrokkenheid is dat het beschouwd kan worden als een meting van ‘kindfactoren’, of, simpeler gezegd: de eigenschappen van een kind. Maar kijken naar welbevinden en betrokkenheid zorgt er voor dat je een houding of een toestand van een kind observeert in een bepaalde omgeving. Je hebt als leraar geen invloed op kindfactoren, maar wel op de omgeving. Het EGO geeft hiervoor acht handvatten, onder de naam: betrokkenheidsverhogende factoren. Door te werken aan deze betrokkenheidsverhogende factoren is de leraar in staat om het welbevinden en de betrokkenheid van kinderen te vergroten. 

 

Zonder relatie, geen prestatie

Een van de meest wezenlijke aspecten van procesgericht werken is de kracht van de relatie tussen leerkracht en kind. Het hebben van een goede relatie met kinderen en het aannemen van een waarderende houding leidt er toe dat kinderen successen ervaren en tot persoonlijke groei komen. Het is de grondhouding van de leraar die bepaalt of de mogelijkheden van ieder kind naar boven komen. Voor het werken aan goede relaties met kinderen, zijn een aantal basisingrediënten onmisbaar Deze ingrediënten zorgen voor de juiste pedagogische grondhouding van leraren (Vanhoutte, 2013):

– Oog hebben voor de dynamiek van kinderen en vertrekken van datgene wat ze wel kunnen;

– UItgaan van de overtuiging dat kinderen uniek, nieuwsgierig en leergierig zijn;

– Oprecht geloven in de kracht van ‘praten met kinderen’;

– Praten met kinderen vanuit authenticiteit en verbondenheid; 

– Ontdekken wat de essentie is van de vraag en de zorg van de kinderen;

– Vaardig zijn in het luisteren naar kinderen, doorvragen en responsief zijn;

– De betrokkenheid en het welbevinden van kinderen hanteren als kompas.

‘Signalen van een laag welbevinden of een lage betrokkenheid mogen absoluut niet aan onze aandacht ontsnappen’ – Ferre Laevers

Marcel van Herpen voegt daaraan toe dat het hebben van zelfverzekerd vertrouwen in de ontwikkeling van kinderen het startpunt is voor jou als leraar. Niet zozeer laten zien wat ze niet kunnen, maar juist laten zien wat ze wel kunnen. Dat is hetgeen waar kinderen behoefte aan hebben. Uit onderzoek van Frederickson (2002) blijkt namelijk dat negatieve emoties een belemmerende invloed hebben op de cognitieve ontwikkeling. Positieve emoties leiden daarentegen tot een vergroot inzicht. Het tonen van waardering (en het hebben van een growth mindset) is daarom onmisbaar binnen de grondhouding van leraren. 

Acht betrokkenheidsverhogende factoren:

1. Werken aan een positief klasklimaat

2. Aandacht voor leerlingactiviteit

3. Werkelijkheidsnabijheid

4. Ruimte voor leerlingeninitiatief

5. Expressie

6. Samen leren

7. Voortbouwen op mogelijkheden

8. Leerkrachtstijl

Bron: F. Laevers & L. Heylen (2013) Een procesgerichte aanpak voor 6 tot 12 jarigen in het basisonderwijs. 

Zodra de leraar interventies pleegt op basis van de acht betrokkenheidsverhogende factoren binnen het proces, kun je vervolgens kijken naar het effect van deze interventies. Uit onderzoek blijkt namelijk dat kinderen beter presteren als zij hoog betrokken zijn en een positieve relatie hebben met de leraar. Negatieve relaties leiden daarentegen tot een lagere betrokkenheid en dus lagere prestaties (Roorda, 2011). Dit geldt nog meer voor jongens dan voor meisjes (Buyse, Snoeck, Laevers 2009). We moeten nu en in de toekomst ervoor waken dat prestaties niet altijd als enige indicator wordt gebruikt om ’tekorten’ of problemen op te sporen. Achterstand in ontwikkeling van een kind betekent immers niet altijd dat je direct tot maatregelen moet overgaan, zoals een voorsprong in de ontwikkeling van een kind evenmin hoeft te betekenen dat er géén maatregelen genomen moeten worden. 

 

Het totale kind

 

Het kijken naar prestaties blijft dus een belangrijke factor in het onderwijs (we gooien het kind niet met het badwater weg). Echter, om deze prestaties goed te interpreteren, moeten we ook voldoende aandacht besteden aan de procesfactoren welbevinden en betrokkenheid. Alleen door deze factoren écht in beeld te brengen, zijn we in staat om correcte en volledige uitspraak te doen over kinderen.

Tot slot stellen we vier denkvragen, over procesgericht werken in jouw groep:

– Maak jij écht tijd om te luisteren naar kinderen?

– Is de leercontext voor de kinderen inspirerend en uitdagend?

– Wanneer had jij voor het laatst een hoge betrokkenheid? Wat deed dat met je?

– Hoe zou jij je onderwijs anders inrichten als er specifiek beoordeeld zou worden op het welbevinden en de betrokkenheid van kinderen?

 

Waar worden kinderen gelukkiger van?

Een bladzijde uit een werkboekje waarbij alle foute antwoorden rood zijn gemarkeerd zijn?

Of diezelfde bladzijde waarbij alle goede antwoorden groen gemarkeerd zijn?