Grip op competenties

Ontwikkeling bij kinderen zien en herkennen

Een helder boek met kaders om competentieontwikkeling zichtbaar en meetbaar te maken.

Alle professionals die werkzaam zijn in het onderwijs zijn gericht op het versterken van de vermogens van hun leerlingen. Maar hoe doe je dat eigenlijk? Hoe breng je de ontwikkeling in kaart? Waar moet de focus op liggen? Prof. dr. Ferre Laevers en Wilma van Esch beschrijven het in ‘Grip op competenties’, een nieuwe uitgave van Onderwijs Maak Je Samen in samenwerking met CEGO. De auteurs laten zien dat er behoefte is aan een andere manier van beoordelen die niet alleen gericht is op prestaties. Dat is een te smalle indicator geworden.

Van prestatiegericht naar competentiegericht

In de afgelopen decennia heeft prof. dr. Ferre Laevers onderzoek gedaan naar de wijze waarop we in het onderwijs kijken naar ontwikkeling van kinderen. Zijn onderzoeken hebben ons nieuwe handvatten gegeven voor de manier waarop we de opbrengst van onderwijs in kaart kunnen brengen.

In de prestatiegerichte benadering zijn kerndoelen/eindtermen omgezet in concretere leerdoelen, die op een directe manier de basis vormen voor het ontwerpen van onderwijsactiviteiten. In diezelfde beweging zijn de leerdoelen netjes in leerlijnen gegoten die de opeenvolgende leerjaren bestrijken. Deze leerdoelen vormen het stramien waarop de methodes of handboeken zich richten.

Het besef groeit dat de aanpak die de laatste honderd jaar het onderwijs heeft gedomineerd, zijn grenzen heeft. In deze aanpak wil men namelijk het leerproces volledig onder controle hebben door elk onderdeel goed te definiëren, daar een leerweg voor uit te stippelen en de voortgang op het niveau van specifieke vaardigheden/kennis te volgen. Het wordt met de dag duidelijker dat dit wel nuttig kan zijn voor bepaalde onderdelen van het curriculum — zoals het verwerven van basale lees- en rekenvaardigheden — maar dat we het zwaartepunt in ons denken en handelen rond opbrengsten moeten verleggen.

Breder kijken naar de ontwikkeling: van toetsen naar observeren van competenties

“De basisgedachte van competentiegericht leren is dat kennis of vaardigheden niet in isolatie moeten worden aangeboden aan kinderen. Om te werken aan competenties moeten deze kennis en vaardigheden niet alleen met élkaar worden verbonden, maar ook met een praktijk waarin die kennis en vaardigheden betekenisvol kunnen worden. In het begrip ‘competentie’ zit besloten dat er een relatie tot stand wordt gebracht tussen deze drie elementen van leren: kennis, vaardigheden en praktijk.”
(Nedermeijer & Pilot, 2000)

We zijn bij competenties niet geïnteresseerd in het opstapelen van weetjes en kennis, maar leggen de lat hoger: kinderen moeten op een kwalitatief andere wijze gaan functioneren. Competenties zijn de opbrengst van ontwikkelings- en leerprocessen die kinderen achter de rug hebben. Competenties maken dat iemand zich in nieuwe complexe levensechte situaties ‘kundig’ kan tonen. Het gaat hier om ‘life skills’ verworven door ‘deep- level- learning’. Competenties zijn ook af te leiden uit het leervermogen of de vlotheid waarmee nieuwe vaardigheden en inzichten door een kind worden verworven.

De ontwikkeling van competenties volgen doe je niet op basis van toetsen maar middels observaties, op voorwaarde dat er ook rijke activiteiten zijn (een krachtige leeromgeving), waarin je de competenties breed kunt observeren. Als kinderen bijvoorbeeld de kans krijgen om in een groepje samen een realistisch probleem op te lossen, kun je meer zien over hun logisch denken, maar ook over ondernemingszin, sociale competentie en taalvaardigheid.

Het ‘meten’ van brede ontwikkeling

In de prestatiegerichte benadering wordt de ontwikkeling van kinderen gemeten aan de hand van leeftijdsgebonden ontwikkelingslijnen. Wil je echter competenties in beeld brengen is het ten eerste van belang om deze competenties helder te beschrijven. Ten tweede een leeftijdsonafhankelijke schaal om de ontwikkeling van kinderen in beeld te brengen. Het procesgericht kindvolgsysteem Looqin voldoet aan deze twee eisen. Looqin maakt gebruik van een vijfpuntsschaal voor elk van de competentiedomeinen. Het mooie aan deze schalen is dat deze bruikbaar zijn voor het hele leeftijdsbereik van baby’s en kleuters tot het einde van het voortgezet onderwijs en zelfs volwassenenonderwijs.

Er is in Looqin voor gekozen om enkel de zeer hoge score (niveau 5) en de zeer lage score (niveau 1) van een definitie te voorzien (zie kader). Dit zijn de ijkpunten. Een omschrijving voor de tussenliggende niveaus zou weinig om het lijf hebben. Niveau 4 zou nog eens alle kenmerken van niveau 5 moeten hebben, maar met een relativerend sausje, bijvoorbeeld: ‘weet over het algemeen wat hij wil’, ‘kan redelijk vloeiend bewegen’ en ‘kan zich enigszins mondeling verwoorden’.

Grote motoriek

Niveau 1 Zeer laag: competentie ligt ver onder het gemiddelde niveau van leeftijdgenoten

Heeft het erg moeilijk met situaties waarin bewegingen moeten worden uitgevoerd: beschikt over weinig controle, soepelheid, beheersing. Vaak onnodige bijbewegingen. Meer complexe bewegingspatronen verlopen traag of moeizaam. Reageert traag op obstakels of signalen. Ritme wordt niet gehouden. Het loopt vaak mis: struikelen, omstoten, afhaken … Niet vlot in het nabootsen van bewegingen: pikt patronen niet op, wil alles tegelijk doen, reageert verward.

Niveau 5 Zeer hoog: competentie ligt ver boven het gemiddelde niveau van leeftijdgenoten

Toont voor zijn leeftijd een grote lichamelijke behendigheid, in een brede waaier van bewegingssituaties. Het is een plezier om naar zijn bewegen in de ruimte te kijken: soepel en sierlijk, doelgericht en met grote efficiëntie, met aangepast tempo, ritmisch, vlot reagerend op veranderingen en signalen. Pikt nieuwe bewegingspatronen snel op en kan er zelf ook al improviserend bedenken.

De leeftijdsgrenzen doen er niet toe, als je de competentiebril opzet

Als je de beschrijvingen van niveau 1 en niveau 5 bekijkt dan kun je er niet meteen een leeftijd op plakken. De observatie in de praktijk is essentieel. Toch kan het je helpen als je een globaal beeld hebt van de globale ontwikkeling van kinderen van 0–12 jaar per competentiedomein.

In het onderwijs veronderstellen we zelfs dat deze kennis aanwezig is bij professionals. We verwachten immers van een leraar dat hij de kennis heeft van wat hij/zij mag verwachten van de kinderen uit zijn/haar groep. Deze kennis helpt om kinderen juist in te schatten en te weten wanneer de ontwikkeling van kinderen significant voorloopt (score 5) of achterloopt (score 1).

Het volgende schema kan hierbij een helpend (en zeker geen volledig!) kader bieden.